Spelen is belangrijk voor de ontwikkeling van kinderen. Soms wordt het gedrag van een kind in spelsituaties alleen verkeerd begrepen. Specialist Annerieke Boland vertelt waar je op moet letten.

Annerieke Boland is lector Jonge kind bij Hogeschool IPABO in Amsterdam. ‘Ik doe onderzoek naar educatie en onderwijs voor jonge kinderen in de kinderopvang en op de basisschool,’ vertelt ze. ‘In de kinderopvang richt ik mij vooral op voorschoolse educatie.’ Daarnaast is ze onderzoeker van het ontwikkelteam Expertisecentrum Kinderopvang.

Waarom is spel zo belangrijk?

Annerieke: ‘Als kinderen spelen, komen allerlei ontwikkelingsgebieden in beweging. Ze zijn bijvoorbeeld met hun handen bezig, dat is goed voor de motoriek. Tegelijkertijd denken ze na over wat ze doen. Ze praten erbij. Misschien hebben ze ruimtelijke oriëntatie nodig. Daar liggen dus allemaal kansen voor de professional om deze ontwikkelingen te stimuleren.’

Geldt dit voor alle kinderen?

‘Alle kinderen ontwikkelen zich door middel van spel. Er zijn alleen verschillen in de manier waarop dit tot uiting komt. In sommige culturen worden kinderen veel meer betrokken bij dagelijkse routines. Ze moeten water halen, of helpen koken. Dan ziet spel er anders uit. Ook verschilt het soort spel dat kinderen doen. Sommigen houden erg van rollenspel. Anderen zijn liever iets aan het maken of in elkaar aan het zetten.’

Welke rol speelt leeftijd hierbij?

‘De jongste kinderen beginnen natuurlijk niet meteen met ingewikkelde blokkentorens. In de dreumes- en peuterfase is er vooral materiaalgericht spel. Jonge kinderen vinden het interessanter om blokken van de ene plek naar de andere te verplaatsen dan om er een toren mee te bouwen. In deze fase zijn kinderen het materiaal zelf nog aan het ontdekken. Dit beperkt zich niet alleen tot speelgoed. Ze spelen bijvoorbeeld ook met het randje van een vloerkleed. Of ze doen het deurtje van een kastje open en dicht en blijven dit steeds herhalen.’

Gebeurt het weleens dat een professional dan niet doorheeft dat dit spel is?

‘Dat wordt niet altijd als spel herkend, dat klopt. Bij spel denken mensen al gauw aan rollenspel, aan uitgebreide verhaaltjes naspelen, aan interactie. Terwijl ook die materiaalgerichte fase heel belangrijk is. Professionals zijn nog weleens geneigd om dit af te remmen, om over dat deurtje te zeggen: doe maar niet. Maar kinderen zijn dan juist onderzoekend bezig, ze zijn de wereld aan het verkennen. Ook kan het gebeuren dat een professional spel aanbiedt waar het kind op dat moment nog helemaal niet klaar voor is.’

Moet je kinderen dan niet blijven prikkelen?

‘Jawel, het is natuurlijk niet de bedoeling dat een kind in die materiaalgerichte fase blijft hangen. Een professional moet ervoor zorgen dat er ook andere opties beschikbaar zijn, en dat er genoeg variatie in de mogelijkheden zit. Sommige kinderen hebben sowieso begeleiding nodig, omdat ze het thuis niet hebben aangeleerd om te spelen. Daarnaast kan de professional taal aanreiken, bij het spel. Door woorden te geven aan bijvoorbeeld het openen en sluiten van het deurtje.’

Hoe weet je dan wanneer het tijd is om het kind te stimuleren, en wanneer je het juist vrij moet laten?

‘Ja, dat is nog best een uitdaging. Het is vooral nuttig om te kijken naar de betrokkenheid van kinderen. Als ze veel aandacht hebben, als ze geconcentreerd zijn en niet snel afgeleid raken, dan weet je dat het goed gaat. Dat ze ‘aan’ staan, als het ware. Maar als je merkt dat ze afwachtend zijn, of dat ze met weinig aandacht steeds weer hetzelfde doen, dan komt het moment om te helpen. Het kind voelt zich misschien niet uitgedaagd, of niet veilig, of het weet niet wat het verder nog voor opties heeft. Professionals kunnen deze signalen gelukkig goed lezen.’

Waarom wordt een situatie dan soms toch verkeerd ingeschat?

‘Er wordt soms te weinig tijd genomen om goed te observeren. Als kinderen lekker bezig zijn, heb je als professional de neiging om andere dingen te gaan doen. Zorgtaken bijvoorbeeld, of conflicten oplossen. Daardoor vergeet je nog weleens om aandacht te hebben voor wat er tijdens het spel precies gebeurt.’

Wat kun je doen om dit te voorkomen?

‘Observeren en aanvoelen, daar draait het om. Dat is een kwestie van ervaring, en vraagt dus om oefening. Het helpt om elkaar als collega’s hierin te ondersteunen. Bijvoorbeeld door video-opnames te maken en die samen terug te kijken. Wat zie jij en wat ziet je collega? Wat kun je van elkaar leren? De pedagogisch coach kan hier uiteraard ook in bijsturen. Maar veel kennis hebben professionals dus zelf al. Als ze de tijd nemen om goed te kijken, gaan ze vanzelf meer zien. De betrokkenheid van kinderen – dat is je kompas.’