Twintig jaar geleden viel Geri Wuis (55) een keer in als gastouder. Ze was meteen verkocht. In dit interview vertelt ze wat gastouderopvang zo bijzonder maakt.
‘Mijn achtergrond heeft niets met gastouderopvang te maken,’ vertelt Geri. ‘Ik heb aan de Landbouw Universiteit in Wageningen gestudeerd en werkte daarna op zorgboerderijen en in natuurvoedingswinkels. Totdat een gastouder eens vroeg of ik voor haar kon invallen. Dat was toen nog mogelijk op grond van ervaring, inmiddels heb je een diploma nodig. Zij werkte vanuit een antroposofische invalshoek; ik was meteen verkocht. Toen heb ik besloten om het zelf te gaan doen.’
We maken een sprong in de tijd. Hoe ziet je werk er nu uit?
‘Ik ben de ontwikkeling van het kleine kind alleen maar meer gaan waarderen. Ik bied nu drie dagen opvang, van acht tot zes. Meestal zijn er vier kinderen. Ik ben in principe voor zes kinderen geregistreerd, maar dat vind ik meestal te veel. Juist het kleinschalige is fijn. Ik wil echt contact hebben met alle kinderen. Ik wil met ze naar buiten, kijken wat het kind zelf al kan. Dat vraagt tijd. Ik wil ieder kind de aandacht geven die het verdient.’
Op welke leeftijden richt je je?
‘Meestal zijn het kinderen van negen maanden tot ongeveer vier jaar. Soms iets ouder. Ik richt me dus op de dreumes- tot peuterleeftijd. Dat is ook gewoon praktisch, omdat ik buiten de stad woon. Ik kan geen kinderen van school halen, want dan liggen de kleintjes te slapen. Hoeveel dagen ze komen, verschilt. Soms slechts een dag in de week. Er zijn ook gastouders die dat niet willen, omdat jonge kinderen pas goed zouden wennen bij minimaal twee dagen. Het verschilt natuurlijk per kind, maar in mijn ervaring valt dat ontzettend mee. Het verbaast me juist hoe goed kinderen weten waar ze zijn. Dat hoor ik ook van ouders: als we hier komen aanrijden, herkent mijn kind het al.’
Waarom kiezen ouders voor jou als gastouder, denk je?
‘Veel ouders kunnen zich vinden in mijn antroposofische visie. Een belangrijk aspect van die visie is dat een klein kind ook echt vrij klein kind mag zijn. Spelen staat bij mij voorop. Buiten is veel zand en water dat ze kunnen gebruiken. Ze mogen rommelen, vies worden, vallen. Er is een groot erf met stepjes en karretjes. Er zijn dieren die ze mogen aaien, kippen, poezen. Ze mogen eieren zoeken. Onze buurman heeft koeien in de wei. Wel zijn de terreinen goed en veilig afgescheiden. Er zijn geen beeldschermen bij mij, er staat nooit een tv of muziekinstallatie aan. Ik zing veel met de kinderen. Ik gebruik veel natuurlijke materialen zoals hout en dekentjes van wol. Ook hoor ik weleens van ouders dat ze de groepen op een kinderopvang te groot vinden. Sommige kinderen reageren daar minder goed op.’
Wat is de filosofie achter jouw werkwijze?
‘Ik besteed graag aandacht aan de basis van het leven. De natuur. De seizoenen. Het boerenbestaan. Waar onze voeding vandaan komt. Ik heb ook een moestuin. Dit past bij hun ontwikkelingsfase. Ze kunnen oefenen met hun motoriek, grenzen leren aanvoelen. Autonomie is ook essentieel. Als een kind valt, ga ik erbij zitten en zeg ik: kom maar. Je kunt zelf opstaan en bij me komen. Natuurlijk bied ik ook troost en verzorging, maar die autonomie is net zo belangrijk. En er zit ook wel een duurzaamheidsgedachte achter. Ik wil respect voor de natuur meegeven.’
Is er een mogelijkheid om buiten te slapen?
‘Ja, ook buiten staat een bedje. Ook weer om de natuur erbij te betrekken. Niet alleen maar binnen zijn. Supergezond, slapen in de frisse lucht, met vogels en kippen op de achtergrond. Al is dat niet voor alle kinderen geschikt hoor, sommige hebben echt een donkere kamer en stilte nodig.’
Wat maakt gastouderopvang volgens jou bijzonder?
‘Toch dat kleinschalige. De directe lijn van gastouder naar kind. Een vast, vertrouwd gezicht. En het huiselijke; geen ruimte die speciaal voor kinderen is gemaakt, nee, een warm aangeklede, huiselijke omgeving. Met oog voor ieder kind. Dat het een vast groepje kinderen is, helpt ook mee. Mijn oudste dochter is opgegroeid tussen die kinderen. Op een gegeven moment werden dat echt allemaal broers en zussen voor haar. Dat heb ik later ook van andere kinderen gehoord, dat ze zo’n sterke band hadden opgebouwd, zeker als ze ook nog samen naar de basisschool waren gegaan. Dat vind ik heel mooi.’
Je bent aangesloten bij een gastouderbureau. Wat doen zij voor jou?
‘Dat is natuurlijk sowieso verplicht, als je tenminste wil dat ouders in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag. Maar het is ook heel fijn dat het bureau de landelijke ontwikkelingen in de gaten houdt, en vernieuwingen in regelgeving. Als ik iets moet veranderen, hoor ik dat vanzelf. Ze leggen ook uit hoe ik dat het beste kan implementeren. En ze verzorgen de facturering. Ik declareer mijn uren op een portaal waar ouders ook bij kunnen.’
Je bent razend enthousiast over gastouderopvang, dat is wel te merken.
‘Ja, dat ben ik ook. Ik las laatst dat er de afgelopen jaren steeds minder gastouders zijn. Terwijl er juist veel vraag naar is. Dat vind ik heel zonde. Het heeft deels te maken met de toegenomen kosten en regelgeving vanuit de overheid. Daarom houd ik maar al te graag een warm pleidooi voor de waarde van dit werk.’