Het kostte wat pijn en moeite – en vooral geduld – maar uiteindelijk vond Tessa een geschikte BSO voor haar beide dochters. Hoe kreeg ze dat voor elkaar?

Tessa van Malkenhorst (bestuursadviseur bij een stichting van basisscholen) heeft twee dochters. Ze zijn nu negen en dertien jaar oud.

Wanneer ging je oudste dochter voor het eerst naar de BSO?

Tessa: ‘Dat was niet meteen het eerste schooljaar. Thirsa heeft namelijk cerebrale parese, omdat ze te vroeg is geboren. Dat uit zich vooral in verhoogde spierspanning en minder energie. In het begin was school al uitdagend genoeg. Vanaf groep twee ging ze naar de BSO.’

Wat was dat voor BSO?

‘Die zat vlak bij school, ze hoefde maar een klein stukje te lopen. Het gebouw was verdeeld in verschillende lokalen. In ieder lokaal was een andere activiteit. Thirsa koos voornamelijk creatieve activiteiten zoals verkleden en toneelspel. We zijn altijd heel goed ondersteund door deze BSO. Ze bedachten steeds weer wat Thirsa nodig had en hoe ze dat konden bieden. Zo gingen ze bijvoorbeeld met haar oefenen op motoriek, omdat ze daarin enigszins achterliep. Ook kochten ze een zitzak zodat ze kon uitrusten als ze daaraan toe was. Dat was een heel fijne samenwerking.’

Waarom hadden jullie in eerste instantie voor deze BSO gekozen?

‘In ’s-Gravenzande, het dorp waar we toen woonden, zat eigenlijk maar één kinderopvangorganisatie met meerdere locaties. Toevallig werkte mijn moeder daar ook nog eens. Dus ja, ik wist al wel van tevoren dat het deze organisatie zou worden.’

Wat vond je verder van de BSO?

‘Er was een goed voedingsbeleid. Er werd geïnvesteerd in scholing van leidsters. Ook zochten ze veel contact met ouders; ze organiseerden activiteiten en informatieavonden met leuke sprekers. Zo ben ik een keer naar een lezing van Steven Pont geweest, over kinderpsychologie. En dan waren ze ook nog eens heel flexibel. Een dagje omwisselen was nooit een probleem.’

Dan moet het voor je andere dochter een heel makkelijke keuze zijn geweest.

‘Nou, eigenlijk niet. We zijn namelijk verhuisd. Livia heeft nooit op die BSO gezeten, zij ging naar een BSO in Naaldwijk. Daar merkten we al gauw een verschil.’

Vertel.

‘Deze organisatie was minder flexibel. En onze meiden vonden het daar een stuk minder leuk, dat is natuurlijk niet fijn. Kinderopvang en BSO zaten in één gebouw, met de BSO op de bovenverdieping. Hierdoor kwamen de kinderen weinig buiten. Het was er ook erg druk. Kinderen die wilden rusten, zaten gewoon bij de kinderen die hun energie juist kwijt moesten. Dit werkte vooral niet goed voor Thirsa.’

Bleven je dochters er wel naartoe gaan?

‘Nee, toen er een BSO-locatie bij de meiden op school kwam, voor alle leerlingen van die school, zijn ze daarheen gegaan. Daarna kwam er weer een andere mogelijkheid, een locatie bij een atletiekvereniging – nu wél met kinderen van andere scholen. Daar konden ze op de fiets naartoe. Die locatie had allemaal verschillende hoeken voor verschillende activiteiten. De leiders waren geweldig. Een goede mix van mannen en vrouwen, dat vind ik altijd leuk. Daar konden ze ook naar de scouting, of naar de voetbalvereniging. Er was een trampoline, maar ook een chillhoek waar kinderen soms mochten gamen. Opties genoeg dus. Maar voor onze jongste dochter kozen we toch weer een andere locatie, van weer een andere organisatie.’

Waarom dat?

‘Zij bleef eerst nog een tijdje op die schoollocatie omdat de overstap haar heel eng leek. Ze gaf alleen iedere week aan dat ze de BSO echt niet leuk vond. Deels had dat te maken met het aanbod daar, dat was nogal karig. Toen kwam er een nieuwe organisatie en daar stond ze wel voor open, omdat ze daar de dingen mocht doen die ze graag doet; buiten rommelen, in de modder spelen, vuurtjes maken. Dat is voor haar perfect. We zaten alleen een jaar op een wachtlijst. Maar toen ze er eenmaal heen kon, had ze het daar fantastisch. Zij is namelijk juist van het fysieke, zodat ze mentaal kan ontprikkelen na zo’n schooldag.’

Je klinkt opgelucht.

‘Ja, het is fijn als je kind eindelijk op haar plek zit. We merken een enorm verschil met de BSO op school. Dit is echt haar happy place.’

Wat voor tips zou je andere ouders meegeven, nu je deze ervaring hebt?

‘Ik zou vooral onthouden dat het voor een kind belangrijk is om na school echt iets anders te doen. Veel BSO’s zien zichzelf als een soort verlengde schooldag. Maar kinderen hebben juist een andere setting nodig en andere activiteiten. Ze moeten hun energie kwijt kunnen of juist even bij kunnen komen. Daar worden ze blij van. Daarnaast heb ik gemerkt dat het dus per kind kan verschillen wat ze leuk vinden. Als je een team treft dat bereid is mee te denken, is dat een cadeau.’

Wat is volgens jou de kracht van een goede BSO?

‘Een leuke mix van leiders die zelf van het werk genieten. Dat zie je eigenlijk al vrij snel. Ze stralen, als ze met die kinderen bezig zijn – en dat voelen die kinderen natuurlijk ook. Ja, dat is echt goud waard.’