Er zijn nog steeds directeuren en bestuurders die twijfelen: heeft het zin om mijn organisatie aan te melden bij het Expertisecentrum Kinderopvang? Daarom vroegen we Johan Vriesema – zelf directeur/bestuurder bij FloreoKids in Zuid-Holland – wat zíjn beweegredenen waren om zich bij ons aan te sluiten.

Voor Johan zit de toegevoegde waarde van het Expertisecentrum met name in haar onafhankelijkheid. ‘Wat mij betreft is het ontzettend belangrijk dat er een neutrale partij is die wetenschappelijke kennis vertaalt naar de praktijk,’ vertelt hij. ‘Zonder specifieke belangen van welke organisatie dan ook. Dit was lange tijd echt een lacune in ons vakgebied.’ 
 
Waarom denk je dat er nog directeuren zijn die twijfelen? 
 
‘Omdat ze te veel letten op details. Wanneer het Expertisecentrum wordt besproken, gaat het vaak over losse inhoudelijke onderdelen. Terwijl je als directeur/bestuurder juist moet kijken naar de grotere koers. Het is het Expertisecentrum inmiddels gelukt om met minimale middelen bestaansrecht op te bouwen. Tachtig organisaties hebben zich al aangemeld. Er is zelfs samenwerking met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Dit draagt allemaal bij aan het imago van de kinderopvang als geheel.’ 
 
Maar er is toch ook een praktisch belang? 
 
‘Voor pedagogisch coaches en professionals zeker. Er is een heel palet aan activiteiten opgetuigd. Wetenschappelijke verdieping wordt in begrijpelijke taal aangereikt. Voor mij als directeur zit daar alleen niet het doorslaggevende belang. Dat ligt een niveau hoger. Het gaat mij erom dat het Expertisecentrum de toegevoegde waarde van kinderopvang duidelijk maakt.’ 
 
Hoe ben jij daar als directeur/bestuurder bij gebaat? 
 
‘In gesprekken tussen kinderopvang en onderwijs refereer ik vaak aan het Expertisecentrum. Ik kan makkelijker uitleggen wat de rol van kinderopvang zou moeten zijn, en wat mijn positie daarin is. Maar dat is slechts één voorbeeld. Het gaat er niet eens om dat het Expertisecentrum heel bekend wordt; het gaat er vooral om dat iedereen in de kinderopvang van wetenschappelijke kennis gebruik kan maken.’ 
 
Doen jouw werknemers dat ook? 
 
‘Mijn stafmedewerker pedagogiek heeft zelf bijgedragen aan zo’n dossier. En de informatie in dat dossier wordt ook in onze organisatie gebruikt. Maar dat kan beter, moet ik zeggen. Ik ga hierin duidelijker richting geven, bijvoorbeeld in het jaarprogramma van de coaches. Op basis van pedagogisch inhoudelijke doelstellingen de kennis daadwerkelijk benutten. De databank van het Expertisecentrum gebruiken, en gerichte voorlichting bieden aan pedagogisch professionals. En dan ook rapporteren wat we er precies mee doen. Ik denk dat iedereen hierdoor wordt geïnspireerd. Bijeenkomsten, webinars, ervaringen uitwisselen – het maakt het werk uitdagender én leuker.’ 
 
Denk je dat het aantal leden de komende jaren zal blijven groeien? 

‘Als directeuren met dezelfde bril kijken als ik, dan twijfel ik daar niet aan. Het lastige is dat pedagogiek niet bij alle directeuren in de top drie van aandachtsgebieden staat – lang niet zelfs. Eerst komen financiën, nieuw kabinetsbeleid, wettelijke kaders, samenwerking met onderwijs, governance, toezichthouders – nu heb ik er al zes genoemd en pedagogiek zit daar nog steeds niet bij. Dat wil niet zeggen dat de pedagogiek slecht geregeld is, maar wel dat het aan de directietafel te weinig wordt besproken. Ja, daar is nog wel een wereld te winnen.’