Van nature hebben kinderen een behoefte om grip te krijgen op hun omgeving. Ze willen onderzoeken en experimenteren. Zij willen steeds meer zelf, autonoom doen. Kinderen hoeven daarin niet aangespoord te worden. Ook al is die drang aangeboren, er zijn wel individuele verschillen. En ook hier geldt, net als op alle ontwikkelingspsychologische gebieden: het gemiddelde kind bestaat niet.
Reactie is noodzakelijk
Uit onderzoek is gebleken dat de aangeboren drang tot onderzoeken en experimenteren in stand gehouden en verder versterkt wordt door de reacties uit zijn omgeving. Het effect van deze reacties op de ontwikkeling van de autonomie is erg groot. De reacties van andere mensen blijken heel interessant voor kinderen en geven geborgenheid. Hoe meer ouders en andere volwassenen positieve reacties geven op de pogingen tot autonomisch handelen van kinderen, hoe ondernemender kinderen blijken te zijn.
Ontwikkeling van autonomie
Baby’s laten al blijken veel plezier te beleven in de ontdekking dat zij zelf een effect teweeg kunnen brengen. Ze herhalen de handeling dan keer op keer om er steeds beter in te worden. Vanaf twee jaar kunnen en willen kinderen steeds meer zelf doen. Hoe meer mogelijkheden het kind heeft om op een geborgen manier nieuwe ontdekkingen te doen en hoe meer positieve reacties het kind daarop krijgt, hoe meer het op ontdekking gaat en hoe meer zijn vaardigheden toenemen.
In de leeftijden van vier tot twaalf jaar wordt het kind steeds onafhankelijker van de volwassenen. De omgang met leeftijdgenoten wordt dan belangrijker. Maar ook dan geldt dat het kind zo veel mogelijk de kans moet krijgen om zelf dingen te ontdekken en vaardigheden te ontwikkelen.
Als een kind zich autonoom kan ontwikkelen, geeft dat een gevoel van competentie en zelfvertrouwen. En dat is weer stimulerend voor de verdere ontwikkeling.
Babelle van ’t Hullenaar-Persoon, ontwikkelingspsycholoog.