Een groeiend aantal belanghebbenden vertrouwt op zelfevaluatie om de kwaliteit van kinderopvang (dagopvang, peuteropvang en buitenschoolse opvang) te beoordelen en te verbeteren, maar de betrouwbaarheid en validiteit ervan zijn nog onzeker. Door zelfevaluatie kunnen professionals in de kinderopvang zich bewust worden van hun eigen sterke en zwakke punten, en hun behoeften voor verbetering identificeren (Isoré, 2009). Zelfevaluatie kan ook een voortdurende dialoog over de kwaliteit van kinderopvang stimuleren tussen aanbieders van kinderopvang, onderzoekers, beleidsmakers en inspectie. Omdat er voordelen lijken te zijn aan zelfevaluatie, is er behoefte aan een duidelijk beeld van de kwaliteit van zelfevaluatie-instrumenten. Voor deze studie onderzochten we de betrouwbaarheid, convergente validiteit en voorspellende validiteit van zelfevaluatiemaatregelen in de kinderopvangcontext.

De bevindingen van de huidige meta-analyse zijn een aanvulling op onderzoek in de Verenigde Staten dat ook hogere scores op zelfevaluatie resultaten rapporteerde voor groepen met hogere scores op gevalideerde metingen voor de kwaliteit van de kinderopvang. Wat betreft de predictieve validiteit van zelfbeoordelingsinstrumenten komen de huidige bevindingen overeen met een eerdere meta-analyse, die ook vergelijkbare kleine verbanden aantoonde tussen wetenschappelijke metingen wat betreft de kwaliteit van kinderopvang en de ontwikkeling van kinderen. Zelfevaluatie metingen kunnen een waardevolle aanvulling zijn op wetenschappelijke kwaliteitsbeoordelingen als deze zelfevaluatie-instrumenten voldoende betrouwbaarheid en validiteit vertonen. Door de kinderopvangpraktijk te voorzien van gevalideerde zelfevaluatie-instrumenten zullen kinderopvangaanbieders hun eigen perspectief kunnen inbrengen in de voortdurende dialoog over pedagogische kwaliteit met onderzoekers, ouders, beleidsmakers en inspectie. Hoewel het gebruik van zelfevaluatie-instrumenten veelbelovend lijkt, is er meer onderzoek nodig naar de potentiële bias van zelfevaluaties.