Bij veel kinderopvangorganisaties werken de facilitair managers en pedagogisch professionals grotendeels langs elkaar heen. Dat is onhandig, zegt Patricia Peters. Als facilitair manager bij Humankind (kinderopvang en -ontwikkeling) probeert zij deze kloof juist te dichten.
Toen Patricia in 2006 bij Humankind begon, had deze kinderopvangorganisatie al 170 locaties. Inmiddels zijn het er meer dan 450, verspreid over Nederland. Het is natuurlijk een enorme klus om de ruimte en inrichting van al die locaties te beheren.
De laatste jaren heeft Patricia zich vooral gefocust op de inrichting van buitenruimtes. Ze nam deel aan het ontwikkelteam buitenruimte van het Expertisecentrum Kinderopvang en woonde een practicum van ons bij over de buitenruimte voor baby’s.
Het is niet per se gebruikelijk dat een facilitair manager zich zo uitgebreid verdiept in pedagogiek, of wel?
Patricia: ‘Nee, al zie je het gelukkig wel steeds meer. Bij nieuwbouw, verbouw of renovatie ben ik natuurlijk vooral in gesprek met mijn collega’s van de afdeling huisvesting. Die kunnen me al een hoop vertellen over de inrichting. Maar dan ontbreekt de verbinding met pedagogische inzichten. Daarom zocht ik contact met het Expertisecentrum. Mijn collega’s zijn daar soms wel verwonderd over, hoe ver die passie van mij soms gaat.’
Het zal niet makkelijk zijn om die inzichten vervolgens toe te passen, met al die verschillende locaties.
‘Inderdaad, het is voor mij lastig in te schatten hoe het er op de verschillende locaties aan toegaat. Elke locatie is uniek. Ons pedagogisch beleid rond buitenspelen is ook op verschillende manieren te interpreteren. Daarom ga ik daar veel over in gesprek met collega’s. Ik wil weten waar ze tegenaan lopen, wat werkt, wat niet werkt en waarom dan precies.’
Kun je een voorbeeld geven?
‘Wij willen graag een natuurlijker inrichting van onze buitenruimtes. Maar dat blijkt in de praktijk soms problemen op te leveren. Steentjes en boomschors komen bijvoorbeeld aan de schoenen van professionals via de ene tuin de andere tuin binnen. Daar maken professionals van de babygroepen zich zorgen over. Want baby’s stoppen dat soort dingen in hun mond. Of ze krijgen splinters in de handjes of voetjes. Ik zie dat natuurlijk zelf niet gebeuren, dus het is voor mij heel nuttig om dat te horen.’
Eigenlijk zou je zo’n gesprek al moeten hebben voordat je de inrichting bedenkt.
‘Ja, dat zou het beste zijn. Dat geldt voor alle grote veranderingen. Want zodra je van visie verandert – je hebt bijvoorbeeld eerst veel straatwerk in de buitenruimte, met speeltoestellen op een vaste ondergrond zoals rubberen tegels, en je wil voortaan natuurlijke materialen gaan gebruiken – vergt dit aanpassingsvermogen van de professionals. Zeker bij grote organisaties kan het jaren duren tot iedereen aan de verandering gewend is. Daarom zoek ik graag de samenwerking op, zodat we zo vroeg mogelijk in dit proces van elkaar kunnen leren.’
Hoe reageren je collega’s daarop?
‘Van de professionals krijg ik meestal een salvo aan vragen afgevuurd. Zij willen graag gehoord worden. Mijn andere collega’s, de ontwerpers en architecten, willen graag weten waar ze rekening mee moeten houden. Ik breng die perspectieven bij elkaar. Vaak gaat het om tien of twintig locaties tegelijk, dus dat kost best veel tijd.’
Waarom is verandering zo lastig?
‘In het begin zitten mensen nog in hun oude, automatische modus. Vroeger was bij Humankind de buitenruimte vooral grijs: straatwerk, vaste ondergronden, veel speeltoestellen. Veiligheid stond altijd op één. In het nieuwe beleid buitenruimte van Humankind staat risicovol spel centraal. We bieden kinderen de kans om te leren omgaan met risico’s. In een natuurlijke buitenruimte kunnen ze die risico’s zelf ontdekken. Zo krijgen ze meer zelfvertrouwen. En daarvoor hebben we dus die natuurlijke inrichting nodig. Maar daardoor wordt het voor professionals wat minder overzichtelijk, en dat vereist een andere manier van werken. Dat kost tijd. Voor mij is verandering trouwens ook lastig hoor. Ik moet zelf ook nog veel leren. Daarom heb ik deelgenomen aan het ontwikkelteam en het practicum.’
Ja, hoe was dat?
‘Leuk! Ik was de enige facilitair manager. Ik zat vooral met beleidsmedewerkers, vestigingsmanagers en pedagogisch professionals om tafel. Het ging uitgebreid over natuurlijke buitenruimtes, dat vond ik heel fijn. Het is prettig om hierover van gedachten te kunnen wisselen. Iedereen was heel open en enthousiast.’
Wat heb je geleerd?
‘Hoe anderen het doen, vooral. Daardoor kon ik mijn visie op de buitenruimte aanscherpen. Hoe je collega’s gemotiveerd krijgt om mee te gaan in die verandering, bijvoorbeeld. Ik vond het ook leuk om mijn kennis over te dragen. Mijn facilitaire blik. Ik kon ze vertellen dat de NVWA over buitenruimtes gaat en níét de GGD, zoals veel mensen denken. En hoe dat precies werkt: wat je in orde moet hebben, volgens welke wet- en regelgeving, en hoe je een handhaving van de NVWA kunt voorkomen.’
Wat zou je willen zeggen tegen de mensen die dit interview lezen?
‘Bespreek de ruimte en inrichting met elkaar. Degene die de tuinen ontwerpt, moet echt in contact staan met de pedagogisch specialist en met de professionals op de werkvloer. Stel elkaar vragen. Hoe vinden we dit plan voor de inrichting? Past dit binnen de pedagogische visie? Zijn er aanpassingen nodig? Hoe gaan we samen de juiste opties kiezen? Breng praktijk en beleid zo dicht mogelijk bij elkaar. En schroom niet om de facilitair manager hierbij te benutten.’
Er is dus veel meer overleg nodig, wat jou betreft.
‘Nou en of. Vaak zijn de mensen die de ruimte en inrichting bedenken niet de mensen die er dagelijks mee moeten werken. Terwijl de professional de locatie juist kent als geen ander. En die heeft uiteindelijk de dagelijkse verantwoordelijkheid over de kinderen. Dat moeten wij als facilitair managers dan weer niet vergeten. Door de bijeenkomsten van het Expertisecentrum bij te wonen, heb ik daar meer inzicht in gekregen.’