Er komt een nieuw VVE-programma voor de kinderopvang op Bonaire. Hiervoor is de hulp van het Expertisecentrum ingeschakeld. Emily Kocks, de lokale coördinator, legt uit waarom dit project zo spannend en uitdagend is.

Emily Kocks is werkzaam bij Sentro Akseso Boneiru, een organisatie op Bonaire die onder meer verantwoordelijk is voor de kwaliteit van de kinderopvang. Bonaire heeft in totaal 54 kinderopvanglocaties, verspreid over het eiland.
Lange tijd werd op deze locaties gebruikgemaakt van een Amerikaans VVE-programma – verkregen via het Nederlands Jeugdinstituut – maar door het aflopen van de licentie komt aan die samenwerking een einde. ‘Nu willen we een eigen programma ontwikkelen,’ aldus Kocks. ‘En zo is het Expertisecentrum bij ons in beeld gekomen.’

Waarom was het tijd voor een eigen programma?

‘We zijn eerst gaan kijken naar alle bestaande VVE-programma’s die in Nederland worden aangeboden. Er zaten heel goede opties tussen, maar ze pasten niet binnen de Bonaireaanse context. Het gaat in die programma’s over lente, winter, sneeuw, de trein. Onze kinderen hebben daar helemaal geen beeld van. Wij hebben hier geen sneeuw, geen trein. De taal speelde ook een rol. Wij spreken Papiaments. Jonge kinderen horen amper Nederlands, dat is geen tweede taal meer, eerder een vreemde taal. We willen nu een programma vanuit de belevingswereld van het Bonaireaanse kind. Natuurlijk kunnen de kinderen ook andere talen leren, en misschien zien ze een keer een trein, maar dit zal niet de basis van het programma worden.’
 

Dus het Expertisecentrum werkt mee, maar het wordt geen Nederlands programma?

‘Het Expertisecentrum gaat ons ondersteunen, maar we hebben hier op het eiland een eigen ontwikkelteam. Dit team bestaat uit zes mensen uit het onderwijs en de kinderopvang die bekend zijn met VVE-programma’s. En zij spreken allemaal Papiaments.’
 

Hoe verliep het contact met het Expertisecentrum?

‘Het begon online, met videomeetings. Uiteindelijk zijn Yvette Vervoort en Annika de Haan in januari naar Bonaire gekomen voor de echte ontmoeting. Ze hebben het team kwaliteitszorg kinderopvang van Sentro Akseso gesproken. En ze hebben kennisgemaakt met het ontwikkelteam. We zijn meteen aan de slag gegaan.’
 

Wat hebben jullie in die eerste fase kunnen doen?

‘Eerst ging het vooral om de visie: kijken of alle neuzen dezelfde kant op stonden. Wat wilden we? Welke doelen hadden we? De tweede dag was er een avond georganiseerd met alle vertegenwoordigers van de kinderopvanglocaties op Bonaire. Samen met het ontwikkelteam. Toen hebben we veel gesprekken gevoerd. We hebben verteld wat onze plannen waren en gevraagd of de vertegenwoordigers zich hierin konden vinden. Lekker in het Papiaments, zodat iedereen zich vrijuit kon uiten.’
 

Wat heeft dat opgeleverd?

‘We hebben de pedagogische doelen vastgesteld, en zijn ook al begonnen met categoriseren. Als we het bijvoorbeeld over een kringgesprek hebben, of buitenspelen, of knutselen, wat bedoelen we daar precies mee? Onder welk ontwikkelingsgebied valt het, en hoe zien we dat terug in de praktijk? Of stel dat we het thema dieren nemen, dan moeten we activiteiten bedenken die door de hele dag of week terugkomen. Uiteindelijk moeten we zo het hele programma opstellen.’
 

Hoe reageerden de vertegenwoordigers op de plannen?

‘Er was heel veel enthousiasme. Eindelijk komt het ervan, was het gevoel. De behoefte was er namelijk al. En er is zeker ook trots. We zijn de eerste die een Papiamentstalig – Bonaireaans, Caribisch, hoe je het ook wilt noemen – VVE-programma gaan ontwikkelen. Waarschijnlijk kijken Aruba en Curaçao al stiekem mee. Wie weet kunnen we in de toekomst met elkaar samenwerken.’
 

Wat is de grootste uitdaging?

‘Er zijn nog altijd pedagogisch medewerkers op Bonaire die niet gekwalificeerd zijn. We hebben hier een mbo-opleiding, maar daar zijn ze drie of soms wel vier jaar mee bezig. Het blijft een uitdaging om iedereen mee te krijgen in deze nieuwe ontwikkeling.’
 

Wat is de volgende stap?

‘In de tweede fase gaan we de bouwstenen opstellen. Wat willen we allemaal zien in het programma? En daarna gaan we het ontwikkelen. Ik hoop dat we in december minstens één, maar het liefst al twee thema’s hebben uitgewerkt voor verschillende leeftijdsgroepen, dus voor zowel jonge als wat oudere kinderen – het programma is tot en met zeven jaar. Bijvoorbeeld het thema dieren dat ik al noemde. Dan zouden we dus alle activiteiten rondom zo’n thema moeten hebben bedacht.’
 

Hoe vind je het zelf om dit mee te maken?

‘Het is best spannend, maar wat ik zei, het team is heel enthousiast. Bij iedere stap die we nemen, zijn we meteen aan het ontwikkelen. We weten ongeveer waar we uit moeten komen, maar hoe dat er precies uit zal zien, is nog de vraag. Het blijft dus uitdagend, maar ook heel leuk. Iedereen wil graag meedoen. De mensen uit het ontwikkelteam hebben allemaal een drukke baan, en toch maken ze een paar uurtjes vrij om hieraan deel te nemen. Omdat ze het belang ervan inzien.’